Ziektes & symptomen
Er zijn enkele ziektes die ik hier wil bespreken omdat ik het belangrijk vind dat een ieder zich er bewust van is.
Helaas is het nu eenmaal zo dat elk levend wezen ziek kan worden, zo ook uw kat of kitten ongeacht het ras & onderstaande
ziektes zijn dus ook niet specifiek op de Maine Coon gericht, maar in het algemeen. Er kan nog zo goed
overal op getest worden, helaas is niet alles uit te sluiten voor in de toekomst.
HCM
Hypertrofische Cardio Myopathie (HCM) is een progressieve spierziekte (myopathie) van het hart (cardio) die gekenmerkt wordt door een sterke verdikking
(hypertrofie) van de wand van de linker kamer, het is de meest voorkomende verkregen hartziekte bij de kat.
HCM komt bij zowel raskatten als niet raskatten voor.
De meest bekende raskatten waarbij HCM wordt beschreven zijn o.a. Noorse Boskat, Ragdoll, de Maine Coon, Britse Korthaar
en de Sphynx. In enkele families van niet raskatten en Perzische-en American Shorthair katten is familiair
optredend HCM vastgesteld. Bij de Ragdoll en de Maine Coon zijn genetische mutaties aangetoond die sterk geassocieerd zijn
met het optreden van HCM. Hoewel HCM door genetische oorzaken wordt doorgegeven, ziet men het toch als een verkregen
hartziekte. Dit komt omdat HCM vaak pas op latere leeftijd tot uiting komt. De gemiddelde leeftijd van diagnosticeren van
HCM is verschillend per ras en ligt tussen de 2 tot 6 jaar.
De algemene veronderstelling is dat HCM op een autosomaaldominante manier wordt overgedragen. Dit is echter alleen nog voor
de desbetreffende mutatie bij de MaineCoon bewezen. Autosomaal houdt in dat er geen verschil is tussen het aantal poezen
en katers dat HCM krijgt. Dominant houdt in dat maar 1 van de ouders een afwijkend gen hoeft te hebben om de ziekte door
te geven aan de kittens. Een kat kan homozygoot (beide genen zijn gemuteerd) of heterozygoot (1 exemplaar van het
gemuteerde gen en 1 normaal gen) voor de mutatie zijn. Dit houdt in dat een heterozygote kat met een HCM mutatie aan
50% van de kittens de mutatie zal doorgegeven. Er wordt aangenomen dat een deel van de homozygote kittens in een vroeg
stadium van de dracht sterft.
Vaak is de aandoening gelukkig mild en zijn er geen klachten of symptomen. Echter, bij een ernstige of vergevorderde vorm
van deze hartaandoening zal het bloed dat niet weggepompt wordt zich opstapelen in de linker voorkamer of boezem waardoor
de druk daar stijgt. Als de druk te groot wordt in de linker boezem zal dit uitbreiden naar de longbloedvaten en kan
er uiteindelijk vocht komen in en rond de longen met longoedeem en kortademigheid als gevolg. Doordat het bloed te lang
op dezelfde plaats blijft in de boezems is er ook meer kans op de vorming van bloedklonters. Deze bloedklonters kunnen
in de hoofdslagader terecht komen en zo in de bloedvaten naar de achterpoten met als gevolg verlamming van 1 of beide
achterpoten.
Soms komt helaas bij deze aandoening ook plotse dood voor zonder dat er
andere symptomen aan vooraf gingen.
Er zijn ook andere oorzaken (naast erfelijk overdraagbaar) die HCM kunnen veroorzaken, maar deze komen meerendeel voor
bij oudere katten (>8jr): Hyperthyroidie (te hard werkende schildklier), Acromegalie (zeldzame aandoening
die we soms bij diabetes katten zien) katten en Hypertensie (hoge bloeddruk). Naast deze ouderdoms-ziekten kan ook
Aortastenose (vernauwing van hoofdslagader) verdikking van de hartspier geven. Aortastenose is een aangeboren
hartafwijking en is bij katten uiterst zeldzaam.
Feline Infectieuze Peritonitis, oftewel FIP is een besmettelijke buikvliesontsteking bij de kat. Het is een ernstige
ziekte die wordt veroorzaakt door het veelvoorkomende coronavirus. Dit virus is eigenlijk helemaal niet zo
gevaarlijk, meeste katten hebben er geheel geen last van. Echter, bij sommige katten muteert het virus naar
een kwaadaardige variant. Deze kwaadaardige variant zorgt voor ontstekingen op andere plekken in het lichaam. Waarom het
virus precies muteert is onduidelijk. Onder andere stress, de afweer van de kat, bepaalde infecties (zoals FIV/kattenaids
en FeLV), dracht en geboorte, verhuizing en de aanschaf van een andere kat kunnen een rol spelen in de mutatie.
Hoe komt mijn kat aan FIP?
Iedere kat kan de pech hebben om FIP te krijgen & 90% van de katten met FIP is jonger dan 1 jaar en 10% van de katten met
FIP is ouder dan 10 jaar.
Het coronavirus is een virus wat veel voorkomt onder katten, sommige dieren krijgen diarree & andere dieren vertonen
helemaal geen verschijnselen. Een kat met diarree heeft niet altijd een coronavirus, diarree kan vele andere oorzaken hebben.
Veel katten die geinfecteerd raken met het virus, zijn in staat de infectie zelf te overwinnen voordat het virus
kwaadaardig wordt.
Er bestaan twee vormen van FIP, de droge en de natte vorm. Bij de natte vorm is er veel vocht in de buik aanwezig
(en soms ook in de borstkas). Bij de droge vorm worden organen aangetast (zoals lever, nier, darm, hersenen en
ruggenmerg). Daarnaast bestaat er ook nog een mengvorm, hierbij hebben de dieren zowel droge als natte FIP.
In het algemeen vertonen katten met FIP koorts en gewichtsverlies & daarnaast hebben katten met de natte vorm vaak last van
een bolle buik (vocht) of van benauwdheid (vocht in de longen). Katten met de droge vorm kunnen veel verschillende
symptomen hebben, afhankelijk van welk orgaan aangetast is.
Voorbeelden hiervan; oogproblemen, neurologische klachten
(zoals zwalken en verlamming), geelzucht, bleekheid en bloedarmoede. Voor de natte vorm is het vrij gemakkelijk om een
diagnose te stellen. Je dierenarts kan met een naald in de buik van je kat prikken en er wat vocht uithalen. Dit is een
simpele methode en (bijna) iedere kat laat dit goed toe. Aan het vocht kan de dierenarts zien of het om FIP gaat.
Is er sprake van de droge vorm, dan kan alleen sectie (onderzoek van een overleden dier) bewijzen dat het om FIP ging.
Aanvullend bloedonderzoek kan verschillende afwijkingen laten zien die kunnen wijzen op FIP. Helaas is er geen bloedtest
beschikbaar om direct FIP vast te stellen. In veel gevallen zal de diagnose dus gesteld moeten worden op basis van
verschijnselen en het aanvullende bloedonderzoek.
Helaas is FIP ongeneeslijk. Wat gedaan kan worden om je kat te ondersteunen is het remmen van het afweersysteem met
corticosteroiden en het verwijderen van vocht uit buik en borst kan tijdelijke verlichting geven. Helaas zal iedere kat
met FIP uiteindelijk hoe triest dan ook overlijden.
Is FIP te voorkomen?
Een kat met FIP kan dit niet aan een andere kat doorgeven, alleen het coronavirus kan overgedragen worden van de ene kat
op de andere. Dan is het afhankelijk van de kat (en zijn/haar immuunsysteem) of dit coronavirus muteert tot FIP.
Er is ooit een vaccin op de markt gebracht tegen FIP, maar de werking hiervan is twijfelachtig. Dit komt omdat het
coronavirus in de kat muteert en het niet echt duidelijk is hoe dit precies in zijn werk gaat. De kwaadaardige variant die
FIP veroorzaakt, ziet er bij iedere kat anders uit en dus zal vaccineren weinig effect hebben.
Het belangrijkste is natuurlijk om een infectie met het coronavirus geheel te voorkomen, maar helaas heeft een groot deel van de kattenpopulatie nu eenmaal
weleens te maken gehad met een COVID besmetting en vaak zonder enige klachten. De algehele gezondheid van de kat kan ook een rol spelen
in het eventueel muteren van het virus naar de kwaadaardige FIP en het is van belang om ervoor te zorgen dat de weerstand goed op peil is en blijft.
Het virus verspreidt zich via ontlasting, belangrijk is het om te zorgen voor voldoende kattenbakken en deze goed schoon te houden. Ook katten waarbij
het virus gemuteerd is naar FIP kunnen het coronavirus uitscheiden, het is daarom verstandig om na het overlijden van uw kat, twee maanden geen nieuwe kat in
huis te nemen. Die tijd heeft het virus nodig om inactief te worden.
PKD
Nadat een aantal jaren terug geconstateerd werd dat bij een groot aantal Perzen PKD voorkwam bleken er ook
enkele gevallen van PKD bij Maine Coons bekend te zijn. PKD vererft autosomaal dominant
wat betekent dat een kat deze afwijking al kan krijgen indien dit door de ouderdieren wordt vererfd en
het niet uitmaakt of dit nu de vader of de moeder is. Op dat moment was deze afwijking alleen bekend bij Perzen en
de mogelijke oorzaak van het voorkomen van PKD bij de Maine Coon zou kunnen zijn dat bij de start van de fok van
Maine Coons bewust of onbewust gebruik is gemaakt van kruisingen tussen Perzen en Maine Coons. Er is ook
niet-erfelijke PKD mogelijk: die betreft dan zelden beide nieren en vertoont ook meestal minder cysten.
Helaas is er geen behandeling om te voorkomen dat er chronisch nierfalen ontwikkelt in een kat met PKD.
De cystes zijn aanwezig vanaf de geboorte en deze kunnen noch verwijderd worden, noch kan voorkomen worden dat
ze gaan groeien. Wanneer er nierfalen ontwikkelt, dient dit ondersteunend behandeld te worden.
Het verschilt per kat hoeveel cysten er ontwikkelen en hoe snel deze groeien. Erg aangetaste katten met
snelgroeiende cystes zullen op vroege leeftijd al nierfalen ontwikkelen en aan PKD sterven. De meeste katten lijken
gezond tot een bepaalde leeftijd, maar zullen ook nierfalen ontwikkelen en sterven aan PKD. Sommige katten met maar
weinig cystes, of traag groeiende cystes blijven gezond tot latere leeftijd. Helaas is het niet mogelijk te voorspellen
hoe de ziekte gaat verlopen.
Spinale Musculaire Atrofie bij Maine Coons (SMA)
SMA is een erfelijke aandoening, die de skeletspieren van de romp en de ledematen aantast. Verlies van zenuwcellen
in de eerste levensmaanden leiden tot spierzwakte en atrofie (verschrompeling), hetgeen op de leeftijd van 3 a 4
maanden duidelijk wordt. Kittens met de aandoening ontwikkelen een vreemde, wankelende wijze van lopen met de achterpoten
en staan op een manier waarbij de hakken elkaar bijna raken. Ze kunnen ook op een manier staan dat de tenen naar voren
wijzen. Als ze 5 a 6 maanden oud zijn, is hun achterkant zo verzwakt dat ze moeite hebben met op meubilair springen en
landen vaak op een lompe wijze als ze naar beneden springen. Het lange haar van de Maine Coon kan het verbergen, maar
grondig aftasten van de ledematen zal een verminderde spiermassa onthullen. Kittens met de aandoening hebben geen pijn,
zij eten en spelen enthousiast, zijn niet incontinent en de meesten leiden jarenlang een comfortabel leven als huiskat.
Kittens, waarvan bekend is dat ze de aandoening dragen, zijn voorgekomen in fokprogramma's in de Verenigde Staten en
achteraf gezien, zijn vermoedelijke dragers over de hele wereld geexporteerd.
Het begin van het ziektebeeld wordt opgemerkt als het kitten tussen de 15 en 17 weken oud is.
Het begint met zwakte van de achterste ledematen en een geringe, zich verder verspreidende, beving.
Kittens met de aandoening verliezen het krachtige springvermogen tegen de tijd dat ze vijf maanden oud zijn en
lopen vervolgens op een wankelende manier met hun achterlijf. Abnormale gevoeligheid voor aanraking van de rug,
bewegingsintolerantie (slechte conditie) en zware ademhaling worden dikwijls opgemerkt. Na een aanvankelijke periode
van snel functieverlies vindt er vertraging in de ontwikkeling van de aandoening plaats of staat deze zelfs stil, met
wisselende spieratrofie, zwakte en mobiliteit.
SMA is een autosomaal recessieve aandoening, die wordt vererfd als een enkele eigenschap. Als een kitten de SMA
aandoening heeft, moet het de gemuteerde kopie (allel) van het gen van beide ouders hebben gekregen. Zowel poesjes
als katertjes kunnen de aandoening krijgen. De ouders van de kittens met de aandoening vertonen geen uiterlijke
kenmerken van de ziekte, maar zijn wel dragers.
Patella Luxatie (PL)
Bij een Patella Luxatie raakt de patella of knieschijf buiten zijn normale spoor (trochlea) en komt in de meeste
gevallen aan de binnenkant. In andere gevallen andere gevallen komt de patella aan de buitenkant van het kniegewricht
terecht. Bij het afglijden van de patella is het niet meer mogelijk om de poot te belasten, omdat kniegewricht en
ellebooggewricht in een soort spanzaagmechanisme met elkaar samenwerken.
Een patella luxatie is een aangeboren, erfelijke afwijking. De knieschijf loopt normaliter in een gleuf in het
gedeelte van het bovenbeen, die deel uitmaakt van het kniegewricht. Het feit dat de knieschijf uit zijn spoor
loopt wordt veroorzaakt door fouten in de bouw van het skelet, zoals een ondiepe, soms zelfs afwezige trochlea,
een min of meer gedraaid of gebogen onderbeen of een scheve aanhechting van de quadriceps.
Afhankelijk van de mate waarin een knieschijf luxeert zijn er verschillende gradaties:
Gradatie I
In dit geval kan de knieschijf met de hand worden geluxeerd, maar deze springt direct spontaan weer
terug. De knieschijf zit weliswaar wat los, maar loopt gewoon in het spoor. Meestal geeft deze situatie ook geen
klachten. Als toch wel klachten bestaan, zijn deze te beperken tot het zeer sporadisch optillen van het betreffende
pootje tijdens het lopen. In de meeste gevallen past de kat zijn stand aan en heeft hij totaal geen hinder meer. Hij
kan probleemloos mee verder leven met de afwijking. Een operatie is in dit geval niet noodzakelijk.
Gradatie II
In dit geval kan de knieschijf met de hand worden geluxeerd, maar ook spontaan luxeren bij het buigen van het
kniegewricht. De knieschijf blijft geluxeerd, totdat deze handmatig weer terug in het spoor wordt gebracht, of
doordat de kat zelf zijn poot strekt en draait. In deze gevallen zien we dat vaker en langer het betreffende pootje
wordt opgetilt. Als de kat erop loopt, is er geen sprake van kreupelheid. In dit geval is een operatie te overwegen.
Gradatie III
In dit geval is de knieschijf de meeste tijd geluxeerd. Hij kan wel handmatig in het spoor terug gedrukt worden,
maar hij springt direct weer terug in geluxeerde toestand. Deze katten ontlasten het betreffende pootje vrijwel
continu. Hier moet operatief worden ingegrepen.
Gradatie IV
In dit geval blijft de knieschijf permanent geluxeerd, maar kan nu ook handmatig niet meer worden teruggelegd.
Vaak zien we hier een rotatie van het onderbeen, ontbreken van de gleuf (trochlea), of een verkeerde aanhechting
van de quadriceps. Hier is dus sprake van een ernstige bouwfout. Deze katten ontlasten permanent het betreffende
pootje en moeten geopereerd worden.